Tot halverwege de jaren vijftig heeft Amsterdam één katholiek gymnasium en H.B.S. voor jongens – het St. Ignatiuscollege – en één voor meisjes – het Fons Vitae Lyceum. Ze trekken katholieken aan van binnen en buiten Amsterdam, maar niet voor iedereen is plek. ‘Er werden katholieke jongens afgewezen,’ zegt oud-leerling Ted Peters, ‘bijvoorbeeld omdat ze tuinderszonen waren uit het noorden van Amsterdam. Die mochten niet op het Ignatius.’ Er waren ook leerlingen, zoals Ted Peters zelf, die er wel naar school mochten, maar het daar vervolgens te bont maakten. Hij was die ‘prettig moeilijke jongen’, onder meer door een leraar Duits te beledigen, in 1943. ‘Tegenwoordig wordt dat anders opgelost,’ zo zegt hij, ‘maar toen viel het erg slecht.’
Slimme investering
Vijf jaar later, in 1948, wordt het Sint-Nicolaaslyceum opgericht om aan de groeiende vraag naar katholiek onderwijs te kunnen voldoen. De nieuwe school maakt hiervoor gebruik van tijdelijke locaties; eerst in de Spaarndammerbuurt, later in de Da Costastraat. De klassen blijven echter uit hun voegen barsten en de roep om een eigen gebouw klinkt steeds luider. Op dat moment doet de ‘Priestercongregatie van het Heilig Hart van Jezus’ een slimme investering: voor een onbekend bedrag koopt ze de grond van een aantal tuinders aan de zuidwestkant van het huidige Beatrixpark. De congregatie anticipeert daarmee op het Algemeen Uitbreidingsplan, dat de grenzen van Amsterdam na de oorlog flink zou oprekken. Een nieuwe school voor de nieuwe buurt zou wel eens goed van pas kunnen komen voor de groeiende katholieke gemeenschap.
School, kapel en klooster
Vanaf 1954 wordt er op die grond lesgegeven in noodlokalen, in 1956 wordt de eerste paal geslagen voor een schoolgebouw. De opdracht voor het ontwerp van dat gebouw moet in die verzuilde tijd naar een katholieke architect gaan. Het oog van de congregatie valt op de bij hen bekende Lau Peters. Zijn voorstel komt echter niet langs de welstandscommissie. Zoon Ted, die op dat moment studeert aan de Academie van Bouwkunst en werkt bij de latere stadsbouwmeester Merkelbach, wordt naar voren geschoven om het project te redden. Hij heeft nog nooit eerder een volledig gebouw ontworpen, maar als zijn baas zegt ‘u kunt dat wel aan’, gaat hij aan de slag. De opdracht: een schoolgebouw, een kapel én een klooster.
Hoogbouwklooster
Wie nu vanuit de Prinses Irenestraat het Beatrixpark in fietst, ziet weinig meer terug van die opdracht. Deels omdat het schoolgebouw gesloopt is, maar waarschijnlijk ook omdat de kapel en het klooster – de naam ‘convict’ vindt Peters pertinent onjuist – die er nog wel staan er niet uitzien als de kloosters en kapellen die we kennen. De kapel is rond, het klooster nogal hoog. Het is een van de redenen dat de gebouwen sinds 2014 een monumentale status hebben. Er is geen ander voorbeeld in Nederland van een hoogbouwklooster. Vraag je de architect waarom, dan zegt hij luid: ‘Weet ik niet!’ Toch blijkt er uiteindelijk wel degelijk een verklaring. De kloostertoren, waarin geestelijken van verschillende rangen in verschillende luxe leefden, doorbrak het vlakkere motief van het schoolgebouw. De ronde kapel was vooral ‘leuk! Je zat niet voor of achter in de kerk, maar samen in een cirkel.’ Op basis van dit soort ideeën gaat Peters, samen met zijn bevriende architect Ben Spängberg, aan de slag met het terrein. Gevoed door impulsen en een gezond portie wrok naar zijn oude school. ‘Het Nicolaaslyceum was qua aanzien een stap minder dan het Ignatius. Dat heb ik altijd geweten en daarom heb ik zo verschrikkelijk mijn best gedaan.’ Dat bleef niet onopgemerkt, want zowel de welstandscommissie als de generaal-overste waren snel tevreden.
Slecht geïsoleerd
In eerste instantie staat er alleen een jongensschool, maar in 1961 betrekken ook de meisjes van het Sint Pius een eigen gebouw. Dat van de jongens staat tussen de kapel en de Beethovenstraat, de meisjes krijgen les aan de zuidkant van het klooster. Van die schoolgebouwen is, zoals gezegd, nu niets meer te zien. Naarmate de jaren verstreken, voldeden ze steeds minder aan de wensen en eisen van een moderne school. Het was, net als de Rietveldacademie, een slecht geïsoleerd pand. Je kon er volgens architect Peters de jeugd niet meer opvoeden. In 2012 komt er aan de Beethovenstraat, op de plaats van de gesloopte Christus Geboortekerk, een nieuw schoolgebouw. De paters en broeders zijn al sinds 1998 vertrokken.
Conservatorium
Sindsdien hebben de gebouwen verschillende bestemmingen gehad. Kapel en Convict – ‘absoluut een kapel en een klooster’, aldus Peters – deden onder meer dienst als bedrijfsruimtes, restaurant As, het Design Museum en het Sandberg Instituut. Met het gebouw werd niet altijd even zorgvuldig omgesprongen. De provisorische brandtrap is niet al te fraai en het altaar uit de kapel is gewoon op de schroothoop beland. Maar inmiddels wacht een nieuwe, betere toekomst. Na een renovatie zullen leerlingen en docenten van het Conservatorium van Amsterdam neerstrijken in het gemeentelijk monument. Tot zijn grote plezier is Peters daar van een afstandje bij betrokken en ziet hij dat het goed is. Hij heeft vertrouwen in de plannen en de manier waarop met het ‘levenswerk’ van hem en Ben Spängberg wordt omgegaan. Zo blijft ook een restje katholieke geschiedenis behouden, gebouwd op slim gekochte veengrond en een gezonde dosis geldingsdrang van een prettig moeilijke jongen.
Dit is de negende aflevering in een serie over Rijks- en gemeentelijke monumenten in en rond Zuidas. De eerste aflevering ging over de Thomaskerk. De tweede over de oude rechtbank. De derde over de Europahal. De vierde over het Burgerweeshuis. De vijfde over de Rietveld Academie. De zesde over de Begraafplaats Buitenveldert. De zevende over Tripolis. De achtste over de Warnersblokken.
Tekst: Jort van Dijk
Artikel delen:
Geef uw mening
Lees ook mijn herinnering aan het gebouw als oudleerling van het St. Nicolaas op https://www.theodurenkamp.nl/artikelen-1/het-st-nicolaas-twee-keer-van-oud-naar-nieuw
Ik vind deze bespiegelende historische stukjes erg mooi; ga zo door.